Insulineresistentie is een aandoening waarbij cellen in het lichaam niet meer reageren op insuline zoals ze zouden moeten reageren. Insuline is een hormoon dat wordt geproduceerd door de pancreas of alvleesklier en dat de opname van glucose (suiker) uit het bloed in de lichaamscellen reguleert. Wanneer cellen insulineresistent worden, kan glucose niet effectief worden opgenomen, wat leidt tot verhoogde bloedsuikerspiegels en in een later stadium mogelijks tot diabetes type 2.
Bij insulineresistentie maken we vaak de link met weinig bewegen en een foutief voedingspatroon met veel koolhydraten. We koppelen insulineresistentie ook vaak aan overgewicht. Is dit in alle gevallen zo? Zou bijvoorbeeld stress ook insulineresistentie kunnen uitlokken en op welke manier
Mensen kunnen op verschillende manieren omgaan met stress. We hebben twee fenotypes namelijk de habituator en de non-habituator. Een fenotype verwijst naar de waarneembare eigenschappen of kenmerken van een organisme, die het gevolg zijn van de interactie tussen de genetische informatie (genotype) en de omgevingsinvloeden.
Het fenotype habituator kan vrij goed met stress omgaan en voor een probleem ziet hij/zij vele oplossingen. Het fenotype non habituator kan minder goed met stress omgaan, het brein ziet maar 1 oplossing.
We noemen dit het "free energy principe" waarbij we steeds als allereerste het probleem erkennen en ten tweede meerdere oplossingen voor het probleem bedenken. Een habituator is beter in free energy denken dan een een non habituator.
Bij stress gaan we steeds cortisol aanmaken als taal van het brein. Cortisol zal ervoor zorgen dat we een egoïstisch brein krijgen. Alle energie voor het brein, niets voor een ander .... Tengevolge van de hoge spiegelwaarde aan cortisol zal er minder insuline geproduceerd worden. Het brein heeft geen insuline nodig om glucose op te nemen. Spieren, immuuncellen en onze organen hebben wel insuline nodig. Vandaar dat het brein alle energie krijgt.
Op het eerste gezicht zien we dus een probleem qua insulineresistentie bij non habituators. Een non-habibuator gaat dus heel veel cortisol maken en zorgen dat de pancreas heel weinig insuline aanmaakt. We krijgen dus een hypoinsulinemie (teweinig insuline in het bloed) en een hyperglycemie ( teveel glucose in het bloed). Lever krijgt daardoor teweinig glucose binnen,(omdat er niet voldoende insuline is) en denkt, verdorie er is waarschijnlijk teweinig glucose in het bloed. Weet je wat, ik ga aan glucogenese doen ( = de lever gaat zelf vetten die zijn opgeslagen in de lever verbranden tot glucose). Gevolg er was al veel glucose in het bloed en de lever pompt er nog extra bij. Bij een non-habituator krijgt het brein alle energie en organen, adipocyten en spieren niets. We krijgen in dit geval dunne mensen met visceraal vet rond de organen, een typisch cortisolbuikje.
We zouden dus kunnen concluderen dat habituator fenotype mensen geen last hebben van insulineresistentie. Niets is minder waar. Habituator fenotype kan beter tegen stress en gaat minder cortisol produceren, het brein zal dus minder egoïstisch zijn en de organen, immuunsysteem, adipocyten krijgen ook glucose via insuline. De pancreas zal daarvoor heel veel insuline produceren om aan alle behoeften te voldoen, er is dus een hyperinsulinemie aan de hand. Op die manier worden onze lever, spieren en adipocyten insulineresistent door het hoge gehalte aan insuline in het bloed. Als de lever insulineresistent wordt gaat die ook aan glucogenese doen omdat de lever niet meer weet of er voldoende glucose in het bloed is, ha ja hij is immers ongevoelig geworden voor insuline. De lever zal dus nog extra glucose in het bloed pompen die naar alle organen kan gaan. We krijgen dus ook een hyperglycemie, teveel glucose in het bloed. Onze adipocyten (= vetcellen) worden anabool en gaan groeien, we worden dikker en dit niet alleen in de buikstreek maar over het volledige lichaam. Zo kunnen we ook diabetes type II krijgen voor personen met een fenotype die goed met stress kunnen omgaan.
Conclusie: ongeacht het fenotype, ongeacht of we goed of minder goed met stress kunnen omgaan, chronische stress kan leiden tot insulineresistentie en diabetes type II op de lange termijn. Insulinerestentie en overgewicht is dus niet steeds gekoppeld aan een verkeerd voedingspatroon of teweinig beweging, stress kan hier ook een duidelijke rol spelen.